Benzinemeter

Carl Rogers gaf in (1978) aan dat mensen een zelfbeeld ontwikkelen dat overeenkomt met hun werkelijke zelf door de positieve waardering van anderen. Dit geeft hen immers eigenwaarde en zelfvertrouwen. De omgeving speelt een heel grote rol in de zelfwaardering, zo stelt ook Roos Vonk in het artikel Navelstaren.[i] “Als je goede relaties hebt met vrienden en familie, succesvol bent in je werk, vriendelijk wordt gegroet en af en toe een knuffel krijgt of een aai over je bol, krijg je van alle kanten de boodschap: Jij doet ertoe. Dat is stukken beter voor je zelfwaardering dan op de spiegel briefjes plakken met teksten als: Ik ben geweldig. Zelfs de meest verlegen mensen kunnen gedurende enkele uren uit hun schulp kruipen nadat ze zijn overladen met waardering door leeftijdgenoten. Ze gaan er zelfs leuker uitzien doordat ze meer stralen, heb ik met studenten in een onderzoek aangetoond. Deze effecten zijn sterker dan wat voor vorm van zelfanalyse dan ook, navelstaarderig of psychotherapeutisch verantwoord”.

In onze Westerse wereld leven we met een waardensysteem dat de ideale mens neerzet als een dominant gezelschapsdier dat succes bereikt door lef te hebben en te bluffen. Die actie verkiest bespiegeling, risico’s en snelle beslissingen nemen, boven voorzichtigheid en zekerheid boven twijfel stellen. Zoals Susan Cain stelt in haar boek ‘Stil’: “Uiteraard vinden we het best dat technisch begaafde eigenheimers die in hun garage een eigen bedrijf hebben opgezet een persoonlijkheid hebben waar ze zich prettig bij voelen, maar dat zijn de uitzonderingen op de regel. We tolereren hen voornamelijk als ze fabelachtig rijk zijn of dat lijken te gaan worden. Introversie is tegenwoordig  net als haar verwanten sensitiviteit, ernst en verlegenheid  een tweederangs persoonlijkheidskenmerk dat het midden houdt tussen een teleurstelling en een ziektebeeld”.[ii]

 Zelfwaardering als benzinemeter: sociometer-theorie[iii]

Mensen hebben een fundamentele behoefte om zich verbonden te voelen met anderen en erbij te horen (‘need to belong’). Deze behoefte is diep verankerd in onze genen. De mens is van nature een groepsdier. In de vroege evolutionaire geschiedenis van de mens was het buitengewoon belangrijk ervoor te zorgen dat je niet buiten de groep viel. Mensen die werden uitgestoten waren veel kwetsbaarder voor aanvallen door roofdieren en andere mensen; ze hadden waarschijnlijk ook meer moeite om voedsel te verzamelen omdat zij niet konden samenwerken met anderen en niet konden deelnemen aan het verkeer in een groep (de één verzamelt de bessen, de ander jaagt op een zwijn); bovendien zouden ze zich ook niet voortplanten omdat het moeilijk was om aan een partner te komen als je buiten de groep viel. Vanwege de overlevingsvoordelen die gepaard gingen met het leven in groepen, konden vooral de mensen overleven en zich voortplanten die ervoor zorgden dat zij werden geaccepteerd door anderen. Dit betekent dat als er ooit mensen waren die het niet kon schelen of ze er wel bij hoorden, die mensen waarschijnlijk niet lang hebben geleefd en zich in elk geval niet hebben voortgeplant. Wij, de mensen die nu leven, zijn met z’n allen het nageslacht van die het wél kon schelen of ze door anderen geaccepteerd werden, die de behoefte voelden om erbij te horen en daardoor succesvol waren in de “survival of the fittest”. Volgens de sociometer-theorie is het zelfverheffingsmotief direct geënt op deze instinctieve behoefte aan verbondenheid.

Verbonden zijn

Het verbonden zijn en erbij horen is de kern, en zelfwaardering fungeert hierbij als een graadmeter (sociometer) van de mate waarin je je geaccepteerd voelt door anderen, zo gaf Mark Leary aan. Wanneer anderen je accepteren en je waardering geven, ga je vrijwel automatisch positiever over jezelf denken Wanneer anderen je afwijzen of negeren, ga je aan jezelf twijfelen. De metafoor die Leary en Baumeister (2000) hiervoor gebruiken is het beeld van een benzinemeter.

De mate waarin anderen jou accepteren

Zelfwaardering geeft een indicatie van de mate waarin anderen jou accepteren, zoals een benzinemeter een indicatie geeft van de hoeveelheid brandstof in je tank. Wanneer de benzine opraakt, is dat een signaal dat je actie moet ondernemen. Op dezelfde manier is een lage zelfwaardering een signaal aan mensen dat zij in actie moeten komen om te voorkomen dat hun positie in de groep dubieus wordt. Dit betekent dat het in wezen niet echt gaat om zelfwaardering: zelfwaardering is slechts een intern metertje voor datgene waar het écht om gaat: of anderen je accepteren en je erbij hoort. Net als wanneer de benzinemeter laag staat, zorgt een lage zelfwaardering ervoor dat mensen op zoek gaan naar bevestiging en andere manieren om te tanken in sociaal opzicht.

Benzinemetafoor

Een aantal aspecten van de sociometer-theorie kun je direct afleiden van de benzinemetermetafoor. De ene benzinemeter geeft bijvoorbeeld wat beter aan hoeveel benzine je nodig hebt dan de andere. Op een vergelijkbare manier neemt de sociometer-theorie aan dat de zelfwaardering van de ene persoon een overschatting is van hoeveel deze persoon wordt geaccepteerd door anderen, terwijl de zelfwaardering van de andere persoon deze acceptatie juist onderschat. De zelfwaardering die iemand ervaart is dus een subjectieve inschatting van de mate waarin anderen je accepteren en waarderen en die inschatting klopt bij de ene persoon beter dan bij de andere. Een andere analogie is de volgende: als je autorijdt met een volle tank benzine, dan kijk je niet steeds op de meter. Je bent gewoon lekker aan het rijden en je hoeft niet te weten hoeveel benzine je precies hebt. Rijd je daarentegen met weinig benzine, dan zit je steeds op de meter te kijken of je het nog wel redt, en je kijkt overal of er tankstations zijn. Hetzelfde geldt voor zelfwaardering: mensen met een hoge zelfwaardering zijn helemaal niet zo bezig met hun zelfbeeld. Ze zijn gewoon lekker aan het rijden en zijn zich er niet eens van bewust hoe belangrijk die zelfwaardering is. Mensen met een lage zelfwaardering daarentegen, zijn vaak aan het tobben over hun zelfbeeld, betrekken veel informatie op zichzelf (zoals iemand zonder benzine bij elk object langs de weg kijkt of het een benzinepomp is) en zijn zich terdege bewust van de belangrijke rol van zelfwaardering in hun leven.

Experimenteel onderzoek suggereert verder dat zelfwaardering sterk wordt beïnvloed door de mate waarin je door anderen wordt geaccepteerd. (Leary e.a., 2003). De hoeveelheid goede interacties met vrienden, familieleden en geliefden verhoogd het gevoel dat je ergens bij hoort, en dit bevorderd weer de zelfwaardering. Wanneer mensen het gevoel hebben dat ze er niet bij horen, tast dat de zelfwaardering aan en mensen kunnen dat moeilijk compenseren door zich op een ander domein te richten. Als je wordt afgewezen of buitengesloten, kun je je negatieve gevoelens daarover niet echt oplossen door bijvoorbeeld een moeilijke puzzel op te lossen en te bedenken hoe goed je daarin bent. Dit wijst erop dat de ‘need to belong’ wordt gereguleerd door een eigen, apart systeem dat vermoedelijk evolutionair gezien ‘oud’ is.

Als je het hebt, dan heb je het niet nodig

“Als je het hebt, dan heb je het niet nodig. Als je het nodig hebt, dan heb je het niet.” Deze uitspraak van psycholoog Richard Ryan gaat over zelfwaardering: een positief zelfbeeld en het gevoel dat je als persoon de moeite waard bent. Mensen die dit gevoel niet hebben weten het: regelmatig stellen ze zich de vraag “Hoe krijg ik meer zelfwaardering?” Regelmatig zijn ze teleurgesteld in zichzelf omdat het weer niet gelukt is; een verpletterende prestatie neerzetten, in de smaak vallen, er leuk uitzien, of gewoon zelfvertrouwen uitstralen en in zichzelf geloven. Mensen die wél een goed gevoel over zichzelf hebben, denken daar eigenlijk zelden over na. Het gevoel ís er gewoon en lijkt van binnenuit te komen.

Het vervelende is dat gerichtheid op de waardering van anderen, op langere termijn kan leiden tot het verder ondermijnen van de zelfwaardering. Door de behoefte in de smaak te vallen of het goed te doen, richt je de antenne vooral naar buiten (Wat wordt door anderen gewaardeerd?) verlies je het contact met je eigen waarden en drijfveren (Waar geloof ik zelf in?) en ondermijn je je eigen kracht. Uiteindelijk is dit verlies van zelfcontact toch weer slecht voor de zelfwaardering, waarmee de cirkel rond is: je hebt nog meer behoefte aan bevestiging van anderen. Om je zelfwaardering op te peppen is het waarschijnlijk geen goed idee om heel erg uitvoerig te gaan analyseren hoe het komt dat je zo geworden bent (je kunt het verhaal namelijk versterken). Slimmer is het te zorgen dat je vooral om gaat met mensen die aardig voor je zijn en je waarderen, en mensen die je neerbuigend behandelen uit de weg te gaan. Je kunt je voorstellen dat dit ook de reden is waarom peergroups zo belangrijk zijn voor kinderen, mochten ze deze in het dagelijks leven niet vanzelfsprekend vinden. Maar belangrijker is misschien ook de vraag “Hoe krijg ik meer zelfwaardering?” helemaal overboord te gooien. Een alternatief hiervoor is zelfcompassie; aardig zijn voor jezelf.

[i]         Vonk R. [Vonk, Roos](2007) Navelstaren. Doorbreek de cirkel van lage zelfwaardering, tobben en behaagzucht. Geraadpleegd op juli 2017, URL: htttp: //www.roosvonk.nl/navelstaren j

[ii]        Cain S. (2012) Stil. De kracht van introvert zijn in een wereld die niet ophoudt met kletsen. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers

[iii]       Vonk R. [Vonk, Roos](2007) Navelstaren. Doorbreek de cirkel van lage zelfwaardering, tobben en behaagzucht. Geraadpleegd op juli 2017, URL: htttp: //www.roosvonk.nl/navelstaren

× Stuur een bericht